In criminaliteitscijfers zijn jongeren met een migrantenachtergrond in vergelijking met jongeren met een niet-migrantenachtergrond, oververtegenwoordigd. Dit is zowel het geval in Nederland als in veel andere Europese landen. Wat zijn mogelijke verklaringen voor deze verschillen? En is er voor jongeren uit migrantengroepen speciaal beleid of een specifieke aanpak nodig?
In dit onderzoek zijn we nagegaan of de oververtegenwoordiging van migrantenjongeren een typisch Nederlands probleem is. Dat deden we met behulp van de IRSD-2-studie (Internationale Zelfrapportage Jeugddelinquentie). Ook bekeken we het type delicten dat migrantenjongeren plegen en de oorzaak van de verschillen tussen migrantenjongeren en niet-migrantenjongeren. We vroegen ons verder af welke lessen we kunnen leren als het gaat om de preventie en aanpak van jeugdcriminaliteit.
We constateren dat migrantenjongeren, in vergelijking met niet-migrantenjongeren, zowel vaker gewone delicten als ernstigere delicten plegen. En het lijkt erop dat niet zo zeer de culturele achtergrond van migrantenjongeren bepalend is voor het verschil in criminaliteitscijfers, als eerder de omstandigheden waarin migrantenjongeren opgroeien. Tegelijkertijd zijn er ook uitkomsten die toch wijzen op een zekere culturele invloed. Dit rapport geeft een uitgebreide analyse van de cijfers, biedt verklaringen en conclusies en doet aanbevelingen voor beleid op de gewenste aanpak.