Op 1 januari 2015 ging de nieuwe Jeugdwet in en daarmee werd de verantwoordelijkheid voor de jeugdhulp overgeheveld van de provincie naar de gemeenten. De belangrijkste gedachte achter deze verandering was dat de jeugdhulp dichtbij de gezinnen moest worden georganiseerd. Minder verkokering, meer preventief werken en integrale hulp aan gezinnen volgens één gezin, één plan, één regisseur, was het uitgangspunt.
Inmiddels zijn we zes jaar verder en is steeds duidelijker geworden dat de transformatie van de jeugdhulp geen eenvoudige opgave is. Het bieden van effectieve, tijdige en samenhangende ondersteuning aan jeugdigen en hun gezin is op lokaal en regionaal niveau nog lang niet altijd gerealiseerd. Het jeugdhulpsysteem lijkt niet eenvoudiger geworden en veel gemeenten hebben forse financiële tekorten. Sommige gemeenten slagen er desalniettemin in om een goed, overzichtelijk en betaalbaar jeugdhulpstelsel in te richten.
Transformeren
Het Verwey-Jonker Instituut deed samen met het Institute for Management Research van de Radboud Universiteit in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport onderzoek in vijf gemeenten waar de transformatie van de jeugdhulp wel op koers lijkt te zijn (Deventer, Peel en Maas, Roosendaal, Utrecht en Zaltbommel). De gemeenten zijn geselecteerd op basis van aanwijzingen dat zij wel in staat lijken te zijn om hun lokale jeugdstelsel op budgettair beheersbare wijze te transformeren volgens de bedoeling van de Jeugdwet. In het onderzoek was aandacht voor zowel de zorginhoudelijke als de bestuurlijke en organisatorische aspecten van de transformatie en vooral hoe deze twee met elkaar samenhangen. Frouke Sondeijker, onderzoeker bij het Verwey-Jonker Instituut: “Wat we van deze vijf gemeenten kunnen leren is dat er meer wegen naar Rome leiden. Maar er is geen gebaand pad. Het gaat om het consistent en consequent vasthouden aan een gezamenlijke visie waarbinnen ook ieders meerwaarde helder is en benut wordt. In alle onderzochte gemeenten is een sterke basis in de eerste lijn gevormd. Een basis uitgaande van wederkerigheid en veelal langdurige samenwerking. De jeugdhulprofessionals in de lokale basis- of toegangsteams hebben in al deze gemeenten een groot mandaat.”
Samenhang
Jan-Kees Helderman, universitair hoofddocent bestuurskunde van de Radboud Universiteit vult aan: “De essentie van onze bevindingen is dat er niet één of meerdere geïsoleerde maatregelen of interventies zijn die het verschil kunnen maken. Het gaat veeleer om de wijze waarop zorginhoudelijke en organisatorische en bestuurlijke keuzes met elkaar in samenhang worden ontwikkeld. Een continue monitorings- en kwaliteitscyclus op de verschillende niveaus houdt vervolgens alle betrokken partijen scherp.”
In een aanzienlijk aantal gemeenten zijn er tekorten op jeugdhulp. Veel gemeenten schieten in de zogenaamde risico-regelreflex. Frouke Sondeijker: “Ze willen beheersen. In de vijf onderzochte gemeenten wordt echter gewaakt voor deze reflex en probeert men juist om in gesprek met elkaar en via kleinschalig uitproberen en bij succes verder implementeren, met elkaar tot duurzame oplossingen te komen voor jeugdigen en gezinnen.”