Dit nieuwsbericht is oorspronkelijk verschenen als artikel op de website van het NRC
Na de moord op advocaat Derk Wiersum is een ambitieuze aanpak van drugscriminaliteit urgenter dan ooit. Die moet het onderscheid tussen repressie en preventie overstijgen, schrijft Hans Boutellier.
‘Een aanschouwelijke les in ondermijning”, aldus het hoofdredactioneel commentaar in NRC over de brute moord op advocaat Derk Wiersum (20/9). Inderdaad, kan het erger? De liquidatie van een belangrijke actor in het strafproces, en daarmee een regelrechte aanslag op de rechtsstaat. Ondermijnende criminaliteit stond al een tijd op de politieke agenda, maar dit terroriserende incident zet de zaak op scherp. Al gauw deden er wilde plannen de ronde: hogere bedragen voor kroongetuigen, de inrichting van een nieuwe narco-unit en oproepen aan de consument om niet meer te gebruiken.
Laten we onszelf niet voor de gek houden: er zijn geen silver bullets voor een probleem dat in de loop van decennia groeide. Het komt erop aan met een gevoel van urgentie, maar rationeel naar de problemen te kijken. Laten we even uitzoomen, om daarna naar concrete maatregelen te kijken.
Om te beginnen is relativering niet op zijn plaats. Weliswaar zijn veel onderzoeken naar ‘ondermijning’ vaag (zoals het rapport van Tops en Tromp), de geschatte omzetten speculatief en analyses dun, maar de drugsvangsten zijn dusdanig frequent en groot, en de welbekende informatie is zo verontrustend, dat wachten op wetenschappelijk bewijs te lang duurt. Een kenmerk van de problemen is nu juist dat ze onzichtbaar zijn: dit is geen high impact crime, zoals inbraak, maar hidden impact crime – met relatief juist weinig burgerslachtoffers.
Wat valt er vervolgens te zeggen over de oorzaken? De ondermijnende drugsindustrie heeft in Nederland kunnen groeien door drie samenhangende oorzaken: de open fysieke infrastructuur, het gedoogbeleid en tekortschietende handhaving en opsporing. Ik loop ze kort langs.
Drie oorzaken
Nederland is in de eerste plaats een gigantische hub met open grenzen, goede wegen, georganiseerde (lucht)havens en snel internet. Goed voor de handel van elk product, dus ook voor drugs. Voeg daarbij een bevolking uit alle windstreken die internationale vertakkingen mogelijk maakt.
Vanaf de jaren zeventig koos Nederland voor een gedoogbeleid met gereguleerde verkoop (coffeeshops), maar met een verbod op inkoop en productie van softdrugs. Deze moreel ambigue situatie creëerde een voedingsbodem voor illegale productie en handel. Maar daar bovenop leidde het tot een lankmoedige houding van burgers, politici, rechters en handhavers. Drugsgebruik is genormaliseerd. Het heeft een verlammend effect: wat moeten we met die drugs?
In de derde plaats moet worden geconstateerd dat opsporing en handhaving tekortschieten. Dat heeft te maken met de capaciteit, maar vooral ook met de kwaliteit van de recherche. De complexiteit van de ondermijnende processen is groot: financiële stromen, logistieke processen (bijvoorbeeld in de haven), superdiverse wijken waar drugsrunners in de rij staan voor snel geld. Politie en OM leggen het gewoon af tegen de omvang en het ingewikkelde karakter van de eenentwintigste-eeuwse criminaliteit.
Preventie en repressie hangen samen
Is er dan niets tegen te doen? Zeker wel, maar alleen via een ambitieus programma, waarmee we het simplistische onderscheid tussen preventie en repressie achter ons kunnen laten – preventie heeft ook altijd een corrigerend effect en repressie heeft een preventief aspect.
Versterk ten eerste de capaciteit en de kwaliteit van de recherche en van de wijkpolitie. Hierbij gaat het om meer koppen, maar vooral ook om wat ze doen en kunnen. Rechercheurs met financiële expertise en ICT-vaardigheden, en wijkagenten (van diverse komaf) met sociale kwaliteiten. De inrichting van een nieuwe drugseenheid is zo ongeveer de minst wenselijke oplossing. Het klinkt wel stoer, maar het is een recept voor competentiestrijd en bureaupolitiek. Er is toch wel iets geleerd van de vorming van de nationale politie? Inhoudelijke vraagstukken los je niet op via de organisatiestructuur.
Ontwikkel daarnaast een geloofwaardig sociaal-maatschappelijk offensief in buurten zonder kansen. Gemeentebesturen weten over het algemeen precies waar de pijn zit, waar ze het zicht en de greep hebben verloren, waar de achterstanden het grootst zijn en waar de drugsindustrie infiltreert en rekruteert. Investeer ook in landelijke regio’s, waar de stallen en loodsen leeg staan, recreatieparken de verkeerde kant opgaan en waar ook de politie de weg niet meer weet. Denk dan niet aan eenmalige projecten, maar aan een ambitieus programma van achterstandsbeleid door de reguliere hulpverlenende instanties. Politie en justitie moeten van dit sociaal beleid het sluitstuk zijn, om het te laten slagen (preventie en repressie hangen samen).
Legalisering niet direct effectief
Entameer tot slot een maatschappelijk debat over ons drugsbeleid. Laten we eerlijk zijn: niemand weet meer waar we goed aan doen. Jongeren die op een dancefeest een – door de GGD gecontroleerd – pilletje slikken laten zich niet weerhouden door een boze minister die zegt dat dat niet mag. En omgekeerd doet ieder pleidooi voor legalisering ons nog sterker twijfelen aan het nut van de strijd tegen de drugscriminaliteit. We weten het niet, behalve dat zelfs legalisering van alle middelen op korte termijn geen zoden aan de dijk zal zetten.
De ontzetting na de moord op Derk Wiersum suggereert dat er nooit iets aan de drugscriminaliteit is gedaan. Zelfs de minister van Justitie en Veiligheid lijkt dat te denken. Maar Nederland heeft in de afgelopen jaren een groot apparaat opgetuigd van tien expertisecentra, een landelijke recherche, gespecialiseerde officieren van justitie, FIOD-afdelingen, extra douane-inzet en zo kan ik nog wel even doorgaan. We moeten durven constateren dat het allemaal niet zo gemakkelijk is – dan was het allang opgelost. Deze verschrikkelijke moord geeft alle reden tot nationale introspectie met concrete uitkomsten. Het komt erop aan de handhaving en opsporing te versterken binnen een omvattender programma van politiek-morele heroriëntatie.