‘Ik wil onze kennis stapelen,’ zegt professor dr. Majone Steketee. Onlangs trad ze terug als wetenschappelijk directeur, ze gaat verder als wetenschappelijk adviseur en blijft bijzonder hoogleraar aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam. Hoe blikt ze terug op veertig jaar onderzoek naar probleemgezinnen, kindermishandeling en huiselijk geweld?
Kinderen een stem geven, dat is een belangrijke drijfveer voor professor dr. Majone Steketee. Die drijfveer komt voort uit haar eigen jeugd, ze komt uit een complex gezin met psychiatrische problematiek en drankmisbruik. Daarom liep ze op haar vijftiende van huis weg. ‘Ik heb in die tijd wel hulp gezocht, maar ik had het gevoel dat niemand goed begreep wat er aan de hand was. Het is geen gemakkelijke periode geweest, maar het heeft me wel geleerd om voor mezelf op te komen. Het heeft me bewust gemaakt van de kwetsbaarheid van kinderen en het onbegrip dat het thuis óók onveilig kan zijn als je niet onder de blauwe plekken zit.’
Ze woonde in kraakpanden en werkte als verpleeghulp in de psychiatrie om geld te verdienen en haar middelbare school af te maken. Toen ze zich inschreef bij de Universiteit van Amsterdam om Andragologie (een soort pedagogiek voor volwassenen, red.) te studeren was ze begin twintig. Het waren de jaren tachtig, de tweede feministische golf was al een tijd aan de gang. Ze had zich jaren niet gezien gevoeld, nu stond ze op de barricaden en eiste haar plek op. ‘Ik zat bij de antikraakbeweging, ik was een feminist, actief in de anti-psychiatrie en bij Release Haarlem, een organisatie voor maatschappelijk werk, hielp ik weggelopen kinderen.’
Deuren staan open
Die rode draad loopt door haar hele carrière. Ze deed haar promotieonderzoek aan de Universiteit van Amsterdam naar vrouwenhulpverlening. Binnen de medische wereld werd nog te vaak uitgegaan van het mannelijk perspectief. Voor haar proefschrift leidde ze een quasi-experimenteel onderzoek waarvoor in het ene psychiatrische ziekenhuis het personeel getraind werd om de stereotype beelden over vrouwen en psychische problemen te doorbreken, in het andere niet. ‘Er bleek sprake van een wisselwerking waarbij cliënten hun problemen seksespecifiek presenteren en anderzijds de problemen door hulpverleners ook seksespecifiek geïnterpreteerd worden.’
‘Het heeft me bewust gemaakt van de kwetsbaarheid van kinderen en het onbegrip dat het thuis óók onveilig kan zijn als je niet onder de blauwe plekken zit.’
Van de universiteit ging ze in 1998 naar het Verwey-Jonker Instituut, waar ze senior onderzoeker werd. ‘Op de universiteit werkte ieder op zijn eigen vakgebied. Bij het Verwey-Jonker Instituut staan de deuren open. Ik leer hier nog steeds veel, van een collega die onderzoek gaat doen met behulp van storytelling bijvoorbeeld, of een andere collega die de hersenen van tieners onderzoekt met MRI-scans.’
Eerder dit jaar besloot ze om terug te treden als wetenschappelijk directeur. Ze werd wetenschappelijk adviseur met de concrete opdracht om te kijken of ze meer onderzoeksprogramma’s op kan zetten zoals ze eerder deed naar huiselijke geweld en het effectief beschermen van kinderen. Dat zijn meerjarige onderzoeksprogramma’s die zorgen voor meer wetenschappelijke verdieping en de vertaalslag maken met de praktijk. Zo gaat collega en lector aan de Hogeschool Rotterdam, Roos de Wildt, de uitkomsten bijvoorbeeld vertalen naar toekomstige professionals en de Augeo Foundation organiseert online cursussen en kennissessies. Ze onderzoekt nu of ook op thema’s als armoede, mentale weerbaarheid van jongeren en discriminatie dit soort programma’s kunnen worden opgezet. ‘Ik heb hier gezien dat samenwerking verdieping geeft. Ik wil onze kennis stapelen en samenwerken met andere partijen.’
‘Als volwassenen hebben we vaak gêne om rechtstreeks te vragen of het thuis wel goed gaat.’
Proeftuinen
Samenwerken is ingewikkeld, dat concludeerde ze nadat ze met een Belgische onderzoeker gevraagd werd om te kijken naar de verschillen tussen het Vlaamse en het Nederlandse jeugdhulpverleningsbeleid en daarvoor in oude beleidsstukken dook. ‘Toen pas viel het mij op dat we al dertig jaar roepen dat jeugdhulpverleners meer moeten samenwerken. Uit ons onderzoek blijkt dat een probleemgezin al snel met 12 tot 16 hulpverleners te maken krijgt, ieder doet zijn eigen ding en ouders gaan van intake naar intake.’ In Nederland werd het bureau Jeugdzorg opgericht om deze samenwerking beter te regulieren, daarna de Centra Jeugd & Gezin en nu hebben we de lokale wijkteams. Maar de zorg blijft gefragmenteerd.
Steketee is programmaleider van het actieonderzoek naar het programma ‘Toekomstscenario Kind- en Gezinsbescherming’ van het ministerie van Justitie en Veiligheid, ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, wat jeugdbescherming effectiever en slimmer wil organiseren. In 13 proeftuinen krijgen hulpverleners de ruimte om op een transparante en gezinsgerichte manier aan de problematiek van multiprobleemgezinnen te werken en zo kinderbeschermingsmaatregelen te voorkomen. Ze gaat met onder meer dagboekstudies en klantreizen na of deze aanpak werkt en wat het oplevert. ‘Iedere hulpverlener kijkt vanuit zijn eigen blik en expertise, denk aan verslaving, geldzorg, relatieproblemen, psychische hulp. Belangrijk is dat hulpverleners de tijd nemen om een goede analyse te maken van wat het probleem in stand houdt en welke problemen er eerst moeten worden aangepakt. Als hulpverleners geweld aantreffen in een gezin, willen ze meteen ingrijpen. Om goed te kunnen hulpverlenen moet je een analyse maken die gedragen wordt door alle betrokkenen en waar ouders en kinderen actief aan deelnemen.’
‘Van de kinderen die opgroeien in gezinnen met geweld valt 1 op de 3 in herhaling. Hoe komt het dat het die andere 2 wel lukt om het geweld te stoppen?’
1.3 miljoen mensen
Een schrikbarende 1.3 miljoen mensen in ons land krijgen te maken met kindermishandeling. In de afgelopen jaren werd de definitie van kindermishandeling verbreed. Geweld kan ook verbaal of psychisch zijn, er kan sprake zijn van verslaving, van emotionele verwaarlozing. Wat al die jaren niet veranderde, merkte ze op in haar in 2017 verschenen oratie ‘Intergenerationele overdracht van geweld in gezinnen, hoe doorbreken we de cirkel’, is dat we kindermishandeling vaak niet willen zien. ‘Het is moeilijk om te accepteren dat er geweld plaatsvindt in gezinnen. Als volwassenen hebben we vaak gêne om rechtstreeks te vragen of het thuis wel goed gaat. Toen ik kinderen erover interviewde, zeiden ze dat ze niet goed begrepen wat er thuis gaande was omdat ze niet anders kennen.’
Ze onderzoekt hoe je kinderen meer veerkracht geeft. ‘Van de kinderen die opgroeien in gezinnen met geweld valt 1 op de 3 in herhaling. Hoe komt het dat het die andere 2 wel lukt om het geweld te stoppen? Welke mechanismes hebben hen geholpen om het patroon te doorbreken? Beschermende factoren, weten we inmiddels, zijn dat kinderen erover kunnen praten, dat ze een steunfiguur hebben, dat ze begrijpen wat er thuis gebeurt.’ Dat ze zelf uit een probleemgezin komt, al ligt die tijd inmiddels ver achter haar, helpt haar om beter te interpreteren wat er gebeurt. ‘Daardoor kan ik er open over praten en pijnplekken benoemen.’
Intergenerationele overdracht
Zo’n 40 jaar nadat ze zelf van huis wegliep, werd ze bijzonder hoogleraar aan de Erasmus universiteit op intergenerationeel overdracht van geweld binnen gezinnen. ‘Ik wil weten hoe je geweld in gezinnen doorbreekt,’ zegt ze. De eerste cohortstudie die ze deed naar het effect van jeugdhulpverlening verscheen in 2014 en daaruit bleek dat in de gezinnen die met hulpverlening in aanraking waren gekomen, het geweld niet was gestopt. ‘Hulpverleners grijpen in, ze vragen daarna niet of het geweld gestopt is. Ouders beginnen er niet over omdat ze bang zijn dat hun kind dan uit huis wordt geplaatst.’ De cohortstudies blijken veel impact op de praktijk te hebben. Uit de tweede cohortstudie bleek dat inmiddels het geweld bij 29 procent van de gezinnen na professioneel ingrijpen is gestopt. ‘We snappen steeds beter hoe het werkt,’ zegt ze. De komende vijf jaar hoopt ze nog veel meer kennis te ontwikkelen om te zorgen dat kinderen veilig opgroeien en de cirkel van geweld doorbroken wordt.