Het sociaal domein, een begrip waarover in gemeenteland veel te doen is. Regelmatig krijgt het Verwey-Jonker Instituut de vraag om onderzoek te doen naar onderdelen van het sociaal domein. Algemeen directeur Onno de Zwart licht het belang van onderzoek binnen het sociaal domein toe. En vertelt wat er uit een aantal actuele onderzoeken van het instituut naar voren komt.
Wat is het sociaal domein?
“Het sociaal domein is een beleidsterm en de betekenis kan verschillend worden ingevuld. De kern van het sociaal domein bestaat uit de uitvoering van drie wetten: Wet maatschappelijke ondersteuning, de Jeugdwet en de Participatiewet. Sinds 2015 zijn de gemeenten hiervoor verantwoordelijk en zijn er veel taken overgeheveld van het Rijk naar de gemeenten. Tot zover de beleidsmatige invulling van het begrip. In het dagelijks leven van mensen kunnen veel meer aspecten gezien worden als deel van het sociaal domein. Ook onderwijs, gezondheidszorg, sport, cultuur en inburgering kun je zien als onderdeel van of gekoppeld aan het sociaal domein. De grenzen van wat er tot het sociaal domein behoort, zijn nogal rekbaar.”
Kun je drie redenen opnoemen waarom het belangrijk is om onderzoek te doen naar het sociaal domein?
“De maatschappelijke- en politieke verwachtingen van het sociaal domein zijn groot en tegelijkertijd zijn er veel problemen. Dat vraagt om een goede analyse van welke aanpakken voor mensen werken en welke niet. Een goed functionerend sociaal domein is belangrijk want dat levert een bijdrage aan de veerkracht van de maatschappij. Er zijn honderdduizenden mensen die vormen van ondersteuning krijgen vanuit het sociaal domein en dan is het essentieel dat het zo effectief mogelijk geregeld is. Dus is het goed om te weten wanneer het beleid en de praktijk op het gebied van sociaal domein goed en efficiënt werken en wanneer niet. Een tweede reden is dat juist omdat het systeem nu onvoldoende goed werkt en alle beleidswijzigingen van de afgelopen jaren lang niet altijd succesvol zijn geweest, het des te belangrijker is om goed na te denken voordat er opnieuw veranderingen worden doorgevoerd. Goed leren van wat wel en niet werkt, waarom en in welke omstandigheden, vóórdat er weer aan iets nieuws wordt begonnen. Omdat het sociaal beleid vooral lokaal beleid is, is het belangrijk dat gemeenten en maatschappelijke organisaties kunnen leren van de uitkomsten van onderzoeken elders.”
Kun je een aantal belangrijke uitkomsten van onderzoeken in het sociaal domein noemen?
“Er is niet één overkoepelende uitkomst. Wel is er een aantal grote overkoepelende landelijke studies gedaan. Zo heeft het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) de decentralisaties geëvalueerd. De Kenniswerkplaatsen Sociaal Domein en Jeugd hebben ook veel onderzoek gedaan naar lokale initiatieven. Wij, als Verwey-Jonker Instituut, zijn zelf betrokken geweest bij onderdelen van die onderzoeken en we doen veel onderzoek in gemeenten. Wat je ziet, is dat de verwachtingen die er bij de start van de decentralisatie in 2015 waren over zelfredzaamheid van mensen en samenredzaamheid, minder goed zijn uitgekomen. Natuurlijk zijn mensen en gemeenschappen op verschillende manieren heel veerkrachtig, maar dat wil niet zeggen dat je als overheid alles uit handen kunt geven en kunt verwachten dat maatschappelijke problemen daarmee vanzelf worden opgelost. Tegelijkertijd zie je dat op heel veel plekken het sociaal domein heel verschillend ingezet wordt en er lang niet altijd geleerd wordt van wat werkt. Zo hebben we samen met het Radboud Universiteit in Nijmegen anderhalf jaar geleden een onderzoek gedaan in een aantal gemeenten, die redelijk succesvol zijn in de transformatie van de jeugdhulp; Eigenwijs transformeren. In dit onderzoek zag je dat transformatie en decentralisatie kan werken, maar het vraagt wel om een duidelijke visie, zowel van de gemeente als van de verschillende soorten maatschappelijke partners. Gemeente en uitvoeringspartners moeten elkaar over en weer vertrouwen in de samenwerking. Het is een proces, waar je samen in stapt en waarbij het gaat over hoe je leert, hoe je de ontwikkelingen lokaal monitort en hoe je aan de hand daarvan bij kunt sturen. Zodat je sámen ontwikkelt. Dat is een aantal generieke randvoorwaarden, die uit onderzoeken naar voren zijn gekomen.”
Wat voor feedback krijgt het Verwey-Jonker Instituut van gemeenten als er een onderzoek naar het sociaal domein binnen hun gemeente is uitgevoerd?
“Voor gemeenten zijn twee dingen vaak van belang; ze willen weten hoe doe ze het doen als gemeente. En hoe ze het doen ten opzichte van andere gemeenten. Zo krijgen we vaak te horen dat gemeenten iets over zichzelf leren, maar ze leren ook van de good practices van andere gemeenten. Twee recente onderzoeken zijn hier een voorbeeld van. Leren, sturen en verantwoorden in het sociaal domein over de sociale basis in twaalf gemeenten en Verkenning (financiele) potentie van stevige lokale teams die we in samenwerking met KPMG uitvoerden. En wat we vaak terug horen van gemeenten, is dat ze iets over zichzelf leren, maar door de kennis die wij door de jaren heen vergaard hebben, zij ook leren hoe het gedaan wordt in andere gemeenten.”
Waar gaat het onderzoek ‘Verkenning (financiële) potentie van stevige lokale teams’ over?
“Er wordt al lang gesproken over de hervormingsagenda jeugd. Hoewel de agenda nog niet af is, wordt door veel betrokken partijen wel gezegd dat lokale teams versterkt zouden moeten worden. Juist ook lokale teams, die zelf hulp bieden aan jeugdigen en gezinnen. De vraag van het ministerie van VWS en de VNG was of we konden onderzoeken of het stimuleren van de ontwikkeling van zogenaamde stevige lokale teams ook financiële potentie heeft. Leidt dat er toe dat er in totaal minder kosten voor jeugdhulp gemaakt hoeven te worden. Het onderzoek is een korte verkenning en wat we zagen, is dat stevigheid van een team bestaat uit veel meer dan wel of geen zelf hulp geven. Verder bleek ook dat op basis van de verkenning onder deze gemeenten niet te zeggen is of er een direct verband is tussen het bieden van zelf hulp, het bereik en de financiële resultaten. Bovendien kan je de werking van lokale teams niet los zien, het gaat ook om de context waarin zij opereren.
Het sociaal domein kent landelijk en lokaal grote financiële uitdagingen. Het is dus belangrijk om naar financiële aspecten te kijken, tegelijkertijd is het ook risicovol om alles door een financiële bril te bekijken. Dat doet geen recht aan de belangrijke vragen, die er in de dagelijkse praktijk leven, om te zorgen voor optimale ondersteuning en versterking van mensen zodat zij op alle manieren mee kunnen doen in de maatschappij.”
Het Verwey-Jonker Instituut doet al heel lang onderzoek naar het sociaal domein. Wat heeft dat voor mogelijke meerwaarde?
“Door dat we al lang onderzoek doen, zijn we goed thuis in het sociaal domein en brengen we veel kennis en ervaring mee. Dat gaat van onderzoek dat professionals ondersteunt in hun dagelijkse werk, onderzoek dat het perspectief en de ervaringen van cliënten en mensen zelf centraal stelt tot het evalueren van nieuwe initiatieven. Wat we gemerkt hebben bij gemeenten en ook landelijke partijen, is de vraag of je onderzoek kunt doen naar één thema in meerdere gemeenten tegelijk. Op deze manier kun je bij een aantal gemeenten de diepte ingaan en kijken wat er speelt. De gemeenten krijgen zicht in zaken die goed gaan of niet goed gaan. Dat hebben we nu een aantal keren gedaan en gemeenten hebben hier enthousiast op gereageerd. Ook gemeenten, die niet aan het onderzoek meededen, vonden de uitkomsten van die onderzoeken zeer interessant. Daar kun je op lokaal -én landelijk niveau wat mee. Het gezamenlijk duiden van de uitkomsten van onderzoek, is ook van groot belang, juist met betrokkenen, professionals en beleidsmakers. Op die manier kun je ervoor zorgen dat gegevens ook werkelijk waarde voor mensen krijgen.”