De sociale basis is terug van nooit weggeweest. En daarmee óók de moeite om dit begrip concreet te maken. “Iedereen heeft er wel een beeld of gevoel bij, maar toch is een definitie moeilijk te geven”, aldus Lex Staal, directeur-bestuurder van Sociaal Werk Nederland.
Daarom is hij ook zo blij met het onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut ‘Leren, sturen en verantwoorden in de sociale basis’ dat in september uitkwam. “Juist omdat er in dat onderzoek geen in beton gegoten definitie staat. Maar wél hoe twaalf gemeenten de ‘sociale basis’ vormgeven sámen met hun welzijnspartijen en inwoners. En wat de kansen en uitdagingen daarbij zijn vanuit lokaal beleidsperspectief.”
Veerkracht
De twaalf gemeenten die meededen aan dit onderzoek zijn: Almere, Amersfoort, Amsterdam, Den Haag, Dordrecht, Groningen, Haarlem, Haarlemmermeer, Leiden, Oss, Tilburg en Zaanstad. Het onderzoek laat zien dat er tussen gemeenten, maar ook binnen gemeenten verschillende definities van en zienswijzen op de sociale basis zijn. En die verschillen mogen er zijn. Dat geeft juist de veerkracht aan van de lokale invulling van het begrip. Het is niet statisch en kan daardoor inspelen op plaatselijke wensen.
Het goede van het rapport is, volgens Staal, dat het gericht is op de vraag hoe beleidsmatig wordt gekeken naar de sociale basis en hoe je de vraagstukken en verantwoordelijkheden die hieruit voortkomen, stuurt en monitort. En dat je in dit proces nadrukkelijk samen optrekt met je opdrachtnemers die werken in de wijken. “Op die manier laat je juist zien hoe je in gemeenten samen vorm geeft aan wat de sociale basis lokaal inhoudt. Je krijgt er wel een beeld bij, maar je zet het niet vast. En daarmee sluit je dus ook niets uit. Je houdt het open en daarmee kan het zijn waaraan er op dat moment in die buurten en wijken in je gemeente behoefte is.”
Sociale basis
Gemakkelijker dan omschrijven wat de sociale basis precies is, is zeggen wat het in elk geval niet is. Staal: “Het is géén beleidsstuk. De (ambtelijke) neiging kan zijn om er een instrument van te maken om bijvoorbeeld te sturen op het temperen van de zorgkosten.”
Het is ook niet zo dat de sociale basis er niet is als het niet goed gaat in de samenleving. Het is geen systeem waar je in of uit kunt vallen. Staal: “De sociale basis ís er altijd, het hóórt bij de infrastructuur van Nederland.” Of het nu goed gaat in ons land of niet. Er is altijd een sociale basis. En sociaal werk maakt daar onderdeel vanuit en heeft een centrale rol om de sociale basis te versterken. “Er is de afgelopen decennia fors bezuinigd op het sociale vangnet want er werd nogal eens getwijfeld aan de noodzaak van wat sociaal werk precies toevoegt aan de samenleving.. Of, neoliberaler gesteld, of het mensen niet afhankelijk maakt, hun zelfredzaamheid vermindert. Gevolg: een sociale basis met gaten.”
De coronapandemie en de lockdowns hebben aan die discussie voorlopig een einde gemaakt. “Toen wisten beleidsmakers van gemeenten, de VNG en de ministeries ineens precies in welke gaten het sociaal werk zou springen en wat er moest gebeuren. In het hele land heeft het sociaal werk bewezen creatief en flexibel te zijn. Sociaal werkers kennen de jongeren, ouderen en gezinnen die kwetsbaar zijn en extra aandacht en ondersteuning nodig hebben, en de aanjagers en actieve buurtbewoners met wie je in een buurt die steun vormgeeft.”
Noodzaak
Nu is het de vraag of de daad bij het woord wordt gevoegd. “Gemeenten hebben sinds de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning in 2015 heel veel extra taken op hun bord gekregen. De jeugdzorg kost gemeenten veel meer dan ze er van het Rijk voor krijgen. Ik hoop dat corona heeft laten zien dat sociaal werk noodzakelijk is voor het ‘omzien naar elkaar’ en veerkrachtig maken van de samenleving. Sociaal werk werkt wel met veel vrijwilligers en bewoners samen, maar vertrouwen opbouwen kost tijd en vraagt structurele investering in kwaliteit en vakmanschap. Het is de hoogste tijd dat voor ontmoetingsplekken en capaciteit aan sociaalwerkondersteuning die past bij de gezondheidsachterstand van een wijk, een passend budget komt. Mét ruimte voor innovatie en bedrijfsvoering. En dat de middelen die daarvoor nodig zijn, worden vrijgemaakt.”
Continuïteit in de samenwerking tussen gemeenten en sociaalwerkorganisaties is volgens Staal ook van groot belang. “Gemeenten zouden meer moeten werken met langdurige contracten. Ook een sociale infrastructuur ontwikkel je niet voor de duur van een projectje. Dat doen we ook niet met onze waterhuishouding en dijken.”
De directeur-bestuurder van Sociaal Werk Nederland is optimistisch. “Sociaal werk heeft haar meerwaarde laten zien. En met dit rapport van het Verwey-Jonker Instituut in de hand kunnen we die ook onderbouwen. Maak van de sociale basis geen éénheidsworst maar laat aan de gemeenten en haar partners over wat de best passende invulling is.”
Foto header: Soraya Ebrahimi