Zelfredzaam, onderzoekend, vindingrijk, strategisch vernuft. Het zijn termen die niet vaak in verband gebracht worden met Marokkaanse jongeren in Nederland. Eerder vallen dan termen als slachtofferrol, passief, fatalisme en overlast. En in een aantal gevallen gebeurt dat ook terecht. Dit boek maakt echter duidelijk hoe onterecht het is om jonge Marokkanen per definitie als probleemgroep neer te zetten. Sterker, met velen gaat het goed. Ze weten zichzelf vaak prima te redden in de extra uitdagingen waarmee ze als allochtone adolescent te maken krijgen.
Het leven in verschillende culturen, omgaan met stigma’s en discriminatie, een goede moslim zijn in niet-islamitisch Nederland, met respect voor je ouders toch je eigen weg gaan… Uit eigen beweging exploreren ze volop hun mogelijkheden, en maken er creatief manoeuvrerend het beste van. Het hele scala aan strategieën dat ze daarvoor gebruiken komt in dit boek aan bod. Net als de vraag: wat kunnen we uit die good practices leren? In elk geval één ding: als jongeren voor de islam kiezen is dat geen vervreemding om bang voor te zijn, maar juist een weloverwogen stap naar integratie.
De publicatie bevat een slothoofdstuk met adviezen aan iedereen ‘die daar in beleid of praktijk iets mee kan’. Dat is breed op te vatten: het zijn ouders, moskeeën, scholen, politici, jongeren zelf. Onder de kopjes ‘Niet doen!’ en ‘Doen!’ heeft Susan aanknopingspunten geformuleerd voor een meer opbouwende benadering van jonge Marokkanen. Zoals: geen probleem aanpraten, niet over één kam scheren, en niet verkrampt doen over Moslimschap – de samenleving kan de religieuze beleving van jongeren juist gebruiken als ingang voor integratie. En: werken aan empowerment, voortrekkers een podium geven, ouders introduceren in de cultuur van hun kinderen, seksekwesties aan de orde stellen.