In mbo-opleidingen is het lopen van stages essentieel voor studenten om praktijkervaring op te doen en als opstap naar werk. Uit verschillende onderzoeken blijkt echter dat stagediscriminatie binnen het mbo een structureel probleem kan zijn. Om meer inzicht te krijgen in de oorzaken, verschijningsvormen en mogelijke oplossingen, heeft de Gemeente Rotterdam het Verwey-Jonker Instituut gevraagd onderzoek te doen naar stagediscriminatie bij Rotterdamse mbo-studenten.
Stagediscriminatie houdt in dat studenten ongelijk worden behandeld bij het zoeken of lopen van een stage vanwege achtergrondkenmerken zoals afkomst, huidskleur of religie. Dit onderzoek richtte zich specifiek op objectieve pre-entry stagediscriminatie, ofwel stagediscriminatie in het proces naar het zoeken van een stage, waarbij onterecht onderscheid op basis van deze kenmerken wordt gemaakt en kan worden vastgesteld met objectieve criteria, zoals het al dan niet ontvangen van uitnodigingen voor sollicitatiegesprekken.
Onderzoeksmethoden
Het onderzoek gebruikte praktijktests waarbij fictieve cv’s van gelijkwaardige kandidaten met verschillende achtergrondkenmerken naar stagevacatures werden gestuurd. Tussen mei en december 2022 werden vijf testfasen uitgevoerd met in totaal 1200 sollicitaties op 400 vacatures. In de eerste vier rondes werden drie profielen getest: een Nederlands klinkende naam, Marokkaans klinkende naam of (Afro-)Caribisch klinkende naam. Ronde één en twee richtten zich op mannen, ronde drie en vier op vrouwen. In de vijfde ronde onderzochten we of vrijwilligerservaring bij een islamitische organisatie invloed had op de kans op een stageplek. De drie profielen waren: een Nederlands klinkende naam zonder islamitische vrijwilligerswerkervaring, een Marokkaans klinkende naam zonder die ervaring, en een Marokkaans klinkende naam met islamitische vrijwilligerswerkervaring. Mannen en vrouwen werden in deze ronde samen getest.
Resultaten
De resultaten toonden aan dat er discriminatie plaatsvond op basis van gender en geloofsovertuiging. Vrouwelijke studenten kregen vaker een uitnodiging dan mannelijke studenten. Ook hadden studenten met een Nederlands klinkende naam zonder islamitische vrijwilligerswerkervaring meer kans op een uitnodiging dan studenten met een Marokkaans klinkende naam en islamitische vrijwilligerswerkervaring. Er werd geen significante discriminatie op basis van migratieachtergrond gevonden, hoewel studenten met Nederlands klinkende namen het vaakst een positieve reactie ontvingen.
Het onderzoek concludeert dat er sprake is van pre-entry stagediscriminatie op basis van gender en religie. Aanbevelingen om dit aan te pakken omvatten het vergroten van bewustwording bij beleidsmakers, mbo-onderwijsprofessionals en werkgevers. Nader onderzoek is nodig om de bevindingen over migratieachtergrond beter te duiden.