In dit onderzoek heeft het Verwey-Jonker Instituut de integrale aanpak van de Van Wougroep, een criminele jeugdgroep uit de Amsterdamse Diamantbuurt, bestudeerd. Daarnaast hebben we – om de keuzes die binnen de Van Wou-aanpak zijn gemaakt in perspectief te kunnen plaatsen – gekeken naar twee andere integrale aanpakken van criminele jeugdgroepen, te weten de Utrechtse Kopstukkenaanpak en de Tilburgse aanpak Mate(n) van de straat. Welke lessen volgen uit deze aanpakken en wat betekenen deze voor de huidige en toekomstige aanpak van criminele jeugdgroepen?
Uit het onderzoek blijkt dat aanpakken op hun best zijn wanneer ze de betrokken partijen in hun kracht zetten en tegelijkertijd recht doen aan de jongeren op wie de aanpak zich richt, de (mogelijke) benadeelden van een groep en de lokale maatschappelijke omstandigheden die maken dat een criminele jeugdgroep kan ontstaan en volharden. Dit betekent ook dat vormgevers van een aanpak zich bewust moeten zijn van de impact en de uitstraling van een aanpak. De wetenschap dat aanpakken diep kunnen ingrijpen op de meest fundamentele vrijheden van jongeren, komt met de verantwoordelijkheid dat er nagedacht wordt over de gevolgen voor degenen op wie de aanpak zich richt. En in het verlengde hiervan, dat er terughoudendheid wordt betracht in het beperken van hun vrijheden.
Zie ook: WODC