Is het onderwijs op hogescholen en universiteiten voldoende toegankelijk voor personen met een functiebeperking? Hoeveel studenten met een beperking zijn er en welke specifieke problemen ervaren zij in het hoger onderwijs? Op verzoek van de Tweede Kamer en in opdracht van het Ministerie van OCenW verrichtte het Verwey-Jonker Instituut een onderzoek waarin deze vragen centraal stonden. Ruim 1400 studenten werden bij het onderzoek betrokken. Deze studenten hadden een lichamelijke of zintuiglijke beperking, hadden langdurige psychische klachten of dyslexie.
De problematiek raakt een aanzienlijk aantal studenten, zo blijkt uit het onderzoek. Zo’n 61.000 á 77.000, dat is 12 tot 15 procent van de totale studentenpopulatie, bestaat uit mensen met een beperking. Het merendeel van hen (ruim 60%) ervaart belemmeringen bij deelname aan onderwijs. Hun aantal is daarmee te schatten op 38.000 á 48.000, dus 8 tot 12 procent van alle studenten.
Een greep uit de overige uitkomsten:
- Bijna de helft van de ondervraagde studenten ondervindt belemmeringen bij het maken van tentamens en examens, het bestuderen van schriftelijk materiaal en/of het volgen van colleges. Ook bij andere aspecten van het onderwijsproces worden in meer of mindere mate belemmeringen ervaren.
- Vaak zijn voor de ervaren knelpunten nog geen goede oplossingen gevonden.
- Studeren met een handicap kost daardoor in veel gevallen extra tijd, moeite en energie.
- De beschikbare persoonlijke begeleiding van decanen, studieadviseurs en docenten voorziet nog onvoldoende in de aanwezige behoeften.
- De studenten zijn slecht geïnformeerd over de voor hen bestemde speciale regelingen en faciliteiten.
- Het hebben van een beperking vormt zelden een beletsel om te gaan studeren, wanneer men eenmaal het Havo- of Vwo-diploma heeft behaald.
Het onderzoek geeft een duidelijk beeld van hoe gehandicapte studenten zelf hun deelname aan het onderwijs beleven en beoordelen.