Grote steden lopen over van ambities om de problemen in wijken en buurten aan te pakken. Het stadsleven moet veiliger en socialer worden en zo min mogelijk mensen moeten daarbij aan de kant staan. Om dit te bereiken is in de afgelopen jaren veelvuldig een beroep gedaan op het lokale welzijnswerk.
Zo zijn er in Rotterdam diverse projecten gelanceerd met een prominente rol voor sociaal-cultureel werkers en opbouwwerkers. De geleverde prestaties lopen echter uiteen. Niet elke interventie blijkt even doordacht, efficiënt en tastbaar.
Zowel in de oude als nieuwe politiek bestaan er dan ook twijfels over de kwaliteit van welzijnswerk(ers). Heeft welzijnswerk wel zelfstandig bestaansrecht? Is er wel voldoende kennis en slagkracht? En is het wel een blijvend beroep: komt er voldoende instroom vanuit de schoolbanken? In Trends in grootstedelijk welzijnswerk neemt het Verwey-Jonker Instituut, mede in opdracht van de gemeente Rotterdam, een kijkje achter de schermen van de welzijnssector. Verschillende thema’s passeren daarbij de revue: de onderwerpen waarmee de beroepskrachten zich bezighouden, de samenwerkingsverbanden die met andere partijen zijn aangegaan, de buurt- en vraaggerichtheid van professionals, de verhoudingen binnen de instellingen, de ondersteuning van buitenaf en uiteindelijk de keuzes waar de sector voor staat.