De gemeente Roermond ziet in de transitie van de jeugdzorg een uitdaging om het in het jeugdstelsel echt anders aan te pakken. Deze transformatiewens komt ook voort uit het beeld dat een relatief hoog aandeel Roermondse jeugdigen gebruik maakte van de ‘oude’ geïndiceerde jeugdzorg.
In dit rapport geven we antwoord op de vraag in hoeverre er daadwerkelijk sprake is van een relatief hoog gebruik. Ook trachten we dit gebruik te verklaren. Kan dat op basis van bepaalde kenmerken van de Roermondse bevolking? Ook hebben we onderzocht in hoeverre de werkwijze in Roermond ‘getransformeerd’ is. Wordt er bijvoorbeeld ingezet op de eigen kracht van jeugdigen, opvoeders en hun netwerken en wordt er genoeg ingezet op de versterking van de pedagogische civil society? Op basis van deze bevindingen schetst dit rapport mogelijkheden tot een (verdere) transformatie van de werkwijze.